Ik weet precies wat ik doe in die basisschoolles.
Ik volg één van mijn leermeesters:
de Russische leerpsycholoog Vygotsky.
Ik was zo onder de indruk van zijn theorie,
dat ik er een hele scriptie aan heb gewijd.
De zone van de naaste ontwikkeling.
Daar werk ik in.
Met al mijn leerlingen.
Te moeilijk?
Dan haken ze af.
Te makkelijk?
Dan haken ze ook af.
Ik zoek het spanningsveld op.
Dus ook bij haar.
Ze staat bij de deur.
Haar HIA map onder haar arm geklemd,
terwijl ze bijna omver wordt gelopen door een 15 jarige puber.
Groep acht.
Ach, wat schattig toch.
Waar wil jij zitten?
Zullen we beginnen met taal of rekenen?
Zo, twee keuzes heeft ze al gekregen.
Dan beginnen we.
En ik zoek die zone op bij haar.
Observeer, schakel door of terug.
Een zinderend proces is het.
Ik zie haar groeien.
In prestaties.
En zelfvertrouwen.
Ik trek haar omhoog.
Samen met mij naar een hoger level.
Daar is haar blik naar mijn knalrode lippenstift.
Ook dat hoort erbij.
Elkaar bekijken als je denkt dat de ander bezig is.
Ik zie een draadje met kraaltjes door haar haar geregen.
Aan het eind van de les vraag ik: ‘Stel je voor dat je vanavond aan tafel vertelt wat je geleerd hebt. Wat zeg je dan?’
Ze vat het samen.
Dan verliezen we ons in het zoeken van de volmaakte sticker,
die op haar map komt.
Ja, zo simpel kan het zijn.